
Peter of Pieter van Wyck (of van Wijck) was de laatste abt van het klooster Oostbroek bij De Bilt. Toen hij in 1570 abt werd, ging het al jarenlang slecht met de abdij, die grote schulden had. In 1580 liet de stad Utrecht de kloostergebouwen om militaire redenen slopen.
Voordat van Wyck abt werd, was hij monnik in de Sint Godelieveabdij in Brugge, waar in 1567 een schilderij werd gemaakt. Op basis daarvan hebben we de bovenstaande reconstructie van zijn gezicht gemaakt.
Op 18 november 1588 overleed van Wyck. Een dag eerder had hij, ‘liggende op bed, maar bij bewustzijn en handelingsbekwaam’ zijn testament laten opmaken door notaris Johan de Wiel. De overgebleven monniken woonden in die tijd in Utrecht.
In het testament bepaalde hij dat zijn bezittingen, voor zover ze niet gemeenschappelijk bezit van de abdij waren, verdeeld moesten worden in drie gelijke delen. Een derde deel was bestemd voor zijn zuster Anna, een derde deel was voor haar kinderen samen en het resterende deel was voor de kinderen van zijn overleden broer Willem gezamenlijk.
Wie was Jan Peterszoon?
Er was echter een belangrijke uitzonderingen behoeve van Jan Peterszoon. Anna erfde een huis bij de Wittevrouwenpoort in Uitrecht en zij moest daar Jan Peterszoon zijn leven lang laten wonen. Ook mocht hij alle meubels in dat huis behouden. Verder hield Jan Peterszoon rechten op een huis in Wyck bij Duurstede, waar Peter van Wyck vandaan kwam. Dat huis had Peter van zijn vader geërfd. ‘Ik wil en belast mijn erfgenamen ermee dat zij de genoemde Jan Peterszoon daarvoor niet lastigvallen alsof het hem toebehoort.’
Was Jan Peterszoon een bijzondere vriend van de abt? Of was hij misschien, zoals zijn naam suggereert, een natuurlijke zoon van Peter van Wyck?
Wapen
Op de verzameling tekeningen van Aernoud van Buchel was het wapen van Peter van Wyck leeg gelaten. Het Schilderij in de Godelieveabdij gaf wel een wapen.
Hieronder: het schilderij in de Godelieveabdij in Brugge en een mogelijk reconstructie van het wapen van Peter van Wyck. Daaronder (nog meer informatie): een vertaling van het testament in hedendaags Nederlands.
DAB


Literatuur:
Testament van Peter van Wyck, de laatste abt van Oostbroek, overleden 18 november 1588, getranscribeerd door Truus de Bruijn, met medewerking van Sjoukje Straub, in: De Biltse Grift maart 2003.
Buijtenen, |M.P. van en A.K. de Meijer, Herfsttij over Oostbroeks abdij, politiek rond ambtsbenoemingen uit de nadagen gespiegeld aan het begin, Zeist 1990 p.70, 72, 89-92, 109.
Philips II en het failliete Oostbroek: 1570-1580 – Online Museum de Bilt
Ik, Peter van Wijck, abt van Oostbroek buiten Utrecht, verlangende te beschikken over hetgeen God mij in deze wereld heeft gegeven, heb allereerst mijn ziel aanbevolen en opgedragen aan Gods genade en barmhartigheid, en beveel mijn lichaam aan voor de kerkelijke begrafenis. Ik wil dat mijn goederen, waarover ik vrij kan beschikken omdat ik ze gespaard heb, en die verder met het klooster en de abdij niet gemeenschappelijk zijn behoudens schulden en uitvaart, geërfd en verdeeld zullen worden: een derde deel aan Anna, mijn zuster; een derde deel aan haar kinderen gezamenlijk; en het laatste derde deel aan de kinderen van wijlen mijn broer Willem eveneens gezamenlijk, die ik daarin aanstel tot mijn universele erfgenamen.
Ik verklaar en bepaal verder dat genoemde Anna mijn zuster, omdat zij bij transport (overdracht) een bepaald huis heeft ontvangen, gelegen bij de Wittevrouwenpoort, waar Jan Peterszoon momenteel woont, zij de genoemde Jan Peterszoon daar zijn leven lang zal laten wonen zolang hij dat wenst. En ik wil dat Jan Peterszoon de huisraad in dat huis, die mij toebehoort, zal hebben en behouden; ik geef hem daarvan bij dezen het bezit. En eveneens bij transport staat op de genoemde Jan Peterszoon een bepaald huis gelegen te Wijck, dat van mijn vader is gekomen; ik wil en belast mijn erfgenamen ermee dat zij de genoemde Jan Peterszoon daarvoor niet lastigvallen alsof het hem toebehoort, met de duidelijke bedoeling dat hij aan Anna, mijn zuster, het bedrag van vijftig Carolusgulden éénmaal moet overhandigen en betalen.
Ik wil dat mijn erfgenamen al deze dingen naleven en uitvoeren zullen en dat dit zal gelden en effect sorteren zal zoals een testament, codicil of dower (weduwevoorziening) tijdens het leven of na de dood.
En ik heb tot executeurs van mijn testament benoemd en aangewezen, bij dezen, Aernt Ram en Laurens van Mereynen, beide procureurs voor het Hof van Utrecht, met het verzoek dat zij deze last willen aanvaarden, en hen elk een rozenobel (nobel) in geld toegekend boven het salaris van hun moeite en de vergoeding voor hun diensten.
Ter bevestiging heb ik dit door notarisklerk Jan Wiel laten optekenen en zelf ondertekend, en hem verzocht dit ook met mij te ondertekenen op de zeventiende november, oude stijl, 1588, en dit was ondertekend: Peter van Wijck, abt van Oostbroek; J. de Wiel, ad permissam rogatus scriptus.
Aan de andere zijde stond geschreven: Heden verschenen voor mij, notaris bij het Hof van Utrecht geadmitteerd en de hieronder genoemde getuigen, de eerwaarde heer Peter van Wijck, abt te Oostbroek buiten Utrecht, liggende op bed, maar bij bewustzijn en handelingsbekwaam, en hij verklaarde dat dit te zijn testament en laatste wil was, dat hij wil dat dit kracht heeft en effect sorteert als testament en codicil en andere uiterste wil in de beste vorm, verzoekende hiervan acte te doen te Utrecht in het huis van de testateur op 17 november des avonds omstreeks vijf uur in het jaar 1588, oude stijl, in tegenwoordigheid van heer Willem Nuncius en Claes Claeszoon van Seyst, hiertoe geroepen en verzocht als getuigen; en dit was ondertekend door Peter van Wijck, abt te Oostbroek, en Guilhelmus Nuncius, Claes Claeszoon, Johan de Wiel, notaris hierboven genoemd.
(onderschrift:) Vergeleken met het originele testament als hierboven ondertekend en met het zegel van de abt dat op drie plaatsen aan het stuk was aangebracht, bezegeld en geaccordeerd, Johan v. Wiel, notaris.