In de volksverhalen van omstreeks 1900 die in deze regio zijn opgeschreven, komt een vermelding voor van een onderaardse gang van de abdij van Oostbroek naar Vrouwenklooster. Verder zou er een gang zijn geweest onder het Jodenkerkhof in Bilthoven. In andere plaatsen in de omgeving werd ook over onderaardse gangen verteld. Afbeelding: de veronderstelde gang tussen de kloosters. (DAB)

 

Meer informatie

In 1797 reserveerde men een begraafplaats voor joden op een hectare grond, ongeveer op de plek waar de nieuwbouw van winkelcentrum De Kwinkelier is.  Het Uilenpad verbindt dat terrein tegenwoordig met de Julianalaan. In 1806 is daar een meisje van anderhalf jaar begraven, Betsij, de dochter van Levi Marcus uit Montfoort. Dat was de eerste en tevens de laatste begrafenis, want in 1807 kwam er in Utrecht een begraafplaats bij de Rode Brug beschikbaar. Bij het Jodenkerkhof in De Bilt, later Bilthoven, verrees later een aantal huizen die de levendige wijk Het Jodendom zouden vormen.

In 1963 tekenden onderzoekers van het Meertens Instituut volksverhalen op uit de mond van Johanna Maria Helsdingen, geboren in 1891 in Zeist. Zij kende veel vertellingen uit de omgeving, vooral afkomstig van haar grootmoeder. Over het Jodenkerkhof vertelde zij het volgende:

Op ’t Jodenkerkhof onder Bilthoven, daar leggen onderaardse gangen. Je hoorden er vroeger veel over, maar nu nooit meer. Er werd altijd over gepraat, maar ik zelf heb ze nooit gezien.’

Tussen de twee kloosters

Een andere gang zou hebben gelopen tussen de twee kloosters die in de twaalfde eeuw gebouwd waren, Oostbroek op de plek waar nu het gelijknamige landhuis staat en Vrouwenklooster op de plaats waar nu het KNMI is gevestigd. Albert Pastunnink, die in 1876 was geboren in wat we nu Bilthoven noemen, vertelde daarover:

‘Hier in De Bilt heb je wel twee kloosters gehad vroeger en daar liepen onderaardse gangen van waar nu het K.N.M.I. staat naar Oostbroek. Op die plekken hebben de kloosters gestaan. Er was een lange gang waar ze doorheen konden. Ik heb ze nooit gezien, zo oud als ik ben, maar mijn vader en moeder hebben het vaak zat verteld.’

Niemand heeft de gangen ooit teruggevonden en na het afbreken van de kloosters is het ook niet waarschijnlijk dat dat ooit zal gebeuren.

In de negentiende eeuw kwamen onderaardse gangen in veel verhalen voor. Ze zijn een onderdeel van talrijke spannende boeken, zowel detectiveverhalen als historische romans en pulpromannetjes, vaak als verklaring voor geheimzinnige verschijnselen of als een middel om uit een netelige situatie te ontsnappen. Als er een oud gebouw was, verzonnen de mensen al snel een geheime gang. In de dorpen van de provincie Utrecht treffen we ook sagen over onderaardse gangen aan, bijvoorbeeld in Amersfoort, Bunnik, Bunschoten, Doorn, Ede, Lage Vuursche, Woudenberg en Wijk bij Duurstede en natuurlijk in de stad Utrecht met zijn vele oude gebouwen.

Waarom was de gang geheim?

Vaak wordt in die verhalen een reden voor het bestaan van die gangen gegeven, zoals in Soest. Daar vertelde men over een gang van de oude kerk naar boerderij Het Klooster van Peter Kuier, waar vroeger een nonnenklooster had gestaan. Door die gang zouden de nonnen als er een noodsituatie was, bijvoorbeeld tijdens de geloofsvervolgingen, naar de veilige kerk kunnen vluchten. Volgens anderen was de gang aangelegd zodat de geestelijken in het geheim bij de nonnen op bezoek konden gaan. Misschien wilden ze wel samen eten, zoals is afgebeeld op dit schilderij met fruitschaal van Cornelis van Haarlem (1590).

DAB

 

U bevindt u op de Rondleiding over de Volkscultuur. Voor het vervolg klik HIER.

 

Literatuur:

Heupers, E. (ed.), Volksverhalen uit Gooi- en Eemland en van de westelijke Veluwe, 3 dln., Amsterdam 1981 en 1984 nr.11, 251, 1294, 1463, 1637, 1914, 2001, 2099, 2676, 2872, 2980, 3736.

Miedema, R. en E. Drees, ’t Jodendom in Bilthoven, z. pl. 2012.