In de Amsterdamsche Courant van 2 augustus 1796 viel te lezen dat ‘de buitenplaats genaamd Beukensteyn, gelegen onder den Gerechte van Oostveen in de Agterwetering, tusschen Maartensdyk en Westbroek’ te koop was. Onbekend is wie de uiteindelijke koper was, maar zeker is dat de patriotse Utrechtse regent Pieter Carel Burman, zoals hierna zal blijken, het landgoed in 1805 in bezit had. (Pamflet uit 1785, Rijksmuseum Amsterdam)

Meer informatie

Beukensteyn was een fors buiten. In dezelfde Amsterdamsche Courant viel te lezen, dat het ging om een ‘fraaije en weldoortimmerde Heeren Huizinge, stallinge, koetshuis en tuinmanswooning, menagerie, wel aangelegde moestuinen en boomgaarden met de exquiste vruchtboomen, item broeikassen, pedestal enz., superbe wandelwegen en plantagien, vijvers  en gragten’.

Kennelijk behoorden tot het landgoed ook twee aanpalende boerderijen. Het geheel was 64 morgen of ruim dertig hectaren groot. In een notariële akte in het Utrechts Archief van 17 augustus 1805 lezen we dat Pieter Carel Burman de la Bassecour ‘oud Raad in de vroedschap dezer stad [Utrecht] wonende op Zijn Ed. Buytenplaats Beukesteijn  onder den gerechte van Oostveen’ bijna drie hectaren land aan de Achterwetering verkoopt.  Op de plaats van het landgoed vindt men thans een monumentale boerderij, klik hiervoor HIER.

Burman werd in 1784 lid van de vroedschap. Hij steunde het jaar daarop met een minderheidsgroep van  acht andere Utrechtse  vroedschappen de democratische en patriotse vroedschapskandidaat Visscher. Niet Visscher maar de kandidaat van de conservatieve Utrechtse aristocraten Sichterman werd gekozen. Het gevolg was opvallend: met duizenden omsingelden de patriotten het stadhuis om Sichtermans  verkiezing weer ongedaan te maken. De affaire kreeg landelijke bekendheid en liet zien hoe krachtig het patriottisme in Utrecht was,

Hierna lijkt Burman voor Oranje te hebben gekozen, maar mogelijk niet voor lang, want in 1787, denkelijk na de komst van de Pruisen dat jaar, houdt hij op lid van de vroedschap te zijn. Burman werd op 1 juli 1789 wegens patriottisme veroordeeld. Hij moest de proceskosten betalen, kreeg een  geldboete en mocht niet meer op het kussen plaatsnemen. Over het verdere verloop van zijn leven, afgezien van de hiervoor genoemde landverkoop,  is niets bekend.

Tot maart 1785 was de vooraanstaande patriot Bogislaus Fredericus von Liebeherr (1756-1821) Burmans penvoerder en spreekbuis geweest. Von Liebeherr was op zijn beurt weer zeer bevriend met de bekende patriot Ondaatje.  Na de komst van de hertog van Brunswijk met een Pruisisch leger in 1787 vluchtte Liebeherr naar Frankrijk. Hij is daar toen tot 1795 gebleven en werd na zijn terugkomst benoemd tot lid van het comité voor de Zaken der koloniën en bezittingen in Amerika en aan de kust van Guinea.

AD

 

Bronnen:

Het Utrechts Archief, 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905, 2350; N.F.C. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900 (Utrecht 2005) 242v.; P.W. van Wissing, Stokebrand Janus 1787: opkomst en ondergang van een achttiende-eeuws satirisch politiek literair weekblad (dissertatie Nijmegen 2003).