Zeger Hendrikszoon Van Eykelenburg uit Huis ter Heide bezorgde de inwoners van Utrecht en zeker die van Maartensdijk een aantal jaren onrustige nachten en angst dat hun paarden gestolen zouden worden. [Paardendiefstal. Cornelis Visscher (II), 1638 – 1658. Rijksmuseum Amsterdam.]
Het stelen van paarden was voor hun eigenaren op het platteland van Utrecht een ingrijpende zaak. De dieren waren immers essentieel voor goederentransport en personenvervoer. Zes jaar lang maakte Zeger Hendrikszoon van Utrecht het Utrechts platteland onveilig en ontvreemdde de viervoeters ook uit Maartensdijkse stallen. Daarnaast waren ook bijenkorven niet veilig voor Van Eykelenburg. In het doodvonnis dat het Hof van Utrecht hem oplegde wordt een aantal gevallen beschreven, waarbij degenen aan wie Van Eykelenburg de dieren wilde verkopen achterdochtig waren geworden en de eigenaars soms tegen betaling hun dieren terug kregen. De dief zocht zijn klanten tot aan Amsterdam en Gouda aan toe en lijkt er steeds mee weggekomen te zijn, ook als de voorgenomen transactie mislukte omdat de kandidaat-koper achterdochtig werd.
Begin mei 1736 liep Van Eykelenburg definitief tegen de lamp in Nieuwerbrug. De gevreesde paardendief was weer betrapt maar verloor daarbij dit keer zijn vrijheid en belandde in het cachot. Een paar weken later werd hij ter dood veroordeeld en op het Zeister Zand terecht gesteld. Zijn straf was aanzienlijk zwaarder dan die van de Maartensdijker Herman van Reenen die in 1800 werd gegeseld voor zijn misdrijf [klik daarvoor HIER] en Herman Dorrestein die in 1803 gegeseld en gebrandmerkt werd, aan de galg en met een strop om zijn hals als teken dat hij zijn leven verbeurd had [klik daarvoor HIER].
Voor de transcriptie van het vonnis klik men aan: Een beruchte paardendief ter dood veroordeeld.
Voor in 1836 gepubliceerde vonnis klik men aan: Sententie by den Edele Hove Provinciaal.
AD