Op 24 juni 1795 stuurden een aantal burgers van Oostveen, met name uit Blauwkapel, een klacht naar de districtsvergadering in Utrecht: Maartensdijkse Oranjeklanten en de schout manipuleerden de verkiezingen! [Gedenkplaat voor de stichting van de Bataafse Republiek op 19 januari 1795. Rijksmuseum Amsterdam.]
In 1795 werd er een vorm van democratie ingevoerd die werkte met indirecte verkiezingen voor de gewesten en het land. Voor nationale en provinciale vertegenwoordigende lichamen werd getrapt en districtsgewijs gekozen.
De veertien klagers berichtten dat er bij de verkiezing van nieuwe schepenen en kiesmannen voor het district onregelmatigheden waren geweest. Op 19 maart 1795 hadden zij het ‘Declaratoir’ getekend waarin de trouw aan de Bataafse Republiek en het afzweren van het stadhouderlijk regime was beschreven. Maartensdijkse Oranjeklanten hadden daar niet, althans niet volledig, mee ingestemd. De volgende dag, 20 maart, waren de Maartensdijkers inclusief de Oranjeklanten in de Maartensdijkse dorpskerk buiten de aanwezigheid van de klagers bij elkaar geweest. Daarna was er in het Maartensdijkse rechthuis een bijeenkomst van alle inwoners van het gerecht Oostveen, inclusief Blauwkapel.
Daar waren de oude schepenen en de dorpsbode ontslagen. De schout had toen voorgesteld bij meerderheid van stemmen nieuwe schepenen aan te wijzen. Daarmee hadden de inwoners van Blauwkapel ‘in hun onnozelheid’ ingestemd. Na de verkiezing van nieuwe schepenen meldde de schout dat drie overgebleven kandidaten wel als kiesman konden dienen voor het district. Daarmee werd ook bij handopsteken ingestemd. Toen echter bleek dat een van deze drie een katholieke patriot was, protesteerde de vergadering en had de schout een herstemming willen laten houden. Onder protest hadden de veertien inwoners van Blauwkapel die zich als goede patriotten omschreven, de vergadering moeten verlaten, feitelijk verjaagd, zo werd gezegd. Daarna zou bij herstemming onder invloed van de Oranjeklanten de katholieke patriot vervangen zijn. Voor het originele verslag van deze zaak in de Boeren Courant van 27 juni 1795 klik men aan: Maartensdijkse Oranjeklanten manipuleren een verkiezing – maart 1795
Intussen liet men het er in Maartensdijk niet bij zitten. In de ‘volksvergadering’ van 1 juli in dat dorp, werd de aanklacht besproken. In de Boeren Courant van 4 juli 1795 staat een stuk van de secretaris van de Oostveense ‘volksvergadering’, J. Bakker. Hij bericht over een bijeenkomst van 1 juli. Daarin werd gesteld, dat er niets deugde van de beschuldigingen. De veertien protesterenden uit Blauwkapel waren niet weggejaagd door de Maartensdijkers, maar uit vrije wil opgestapt. Waarom was de brief niet getekend? De klacht over misleiding door de schout zou ongegrond zijn, want alles zou netjes zijn besproken in een eerdere bijeenkomst op 17 maart in het dorp. Intussen werd in de brief van Bakker niet ingegaan op het verloop gebeurtenissen van 19 en 20 maart. Ze bleven in ieder geval onbestreden. Dat gold ook voor het feit dat het om een katholieke patriot zou gaan die niet als kiesman op mocht treden: dat werd niet weerlegd. Verder werd de de gewraakte procedure van de schout niet ontkend. Hoe het zij, er was besloten het verweer naar de districtsvergadering te sturen, maar hoe dat afliep valt niet uit de Boeren Courant op te maken.
AD