In het begin van de 19e eeuw heerste er grote armoede in Nederland, mede als gevolg van de Franse tijd. Tegen deze achtergrond werd in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid opgericht, een particulier initiatief dat de armoede wilde bestrijden door werklozen te huisvesten en werk te geven op landbouwkoloniën. Armen kregen er een huis, een lap grond en landbouwonderwijs, zodat ze op eigen benen konden leren staan. Een belangrijke grondlegger was generaal Johannes van den Bosch, een ervaren militair en bestuurder. Hoewel de Maatschappij een landelijke organisatie was, was de betrokkenheid van De Bilt duidelijk. Niet alleen omdat Johannes’ zoon, Hendrik van den Bosch, later eigenaar van landgoed Jagtlust én burgemeester van De Bilt (1865–1867) werd, maar ook vanwege de actieve deelname van Biltse burgers en bestuurders. Afbeelding: De kolonie Frederiksoord, Dirk Sluyter 1818 – 1820 (Rijksmusseum Amsterdam).
Meer informatie
De oproep van de gouverneur van Utrecht in 1818 aan alle burgemeesters, ook die van De Bilt, was duidelijk: verbeter de levensomstandigheden van de armen, maar bied geen liefdadigheid zonder tegenprestatie – werk moest centraal staan. De Maatschappij wilde ‘behoeftigen’ opvoeden tot arbeidzaamheid en zedelijkheid. De leden van de organisatie verplichtten zich tot jaarlijkse bijdragen en actieve medewerking aan dit maatschappelijke doel.
Uit het archief blijkt dat er onder meer brieven uit 1818 tot 1824 zijn waarin de Maatschappij expliciet contact onderhield met De Bilt. Burgemeester W. Mulder, gemeentesecretaris Johannes van Diepeningen, en andere plaatselijke notabelen sloten zich aan als leden. Zij betaalden jaarlijkse contributies en werden betrokken bij de organisatie van hulp aan armen.
Landbouwkolonies, vrij en onvrij
De eerste landbouwkolonie, Frederiksoord, werd in 1818 gesticht. Later volgden onder andere Wilhelminaoord, Boschoord en Oostvierdeparten. De koloniën kenden echter veel problemen: stedelingen hadden vaak geen landbouwervaring, kampten met verslavingen en waren het dagelijkse werkritme ontwend.
Naast de vrije koloniën kwamen er ook dwangkoloniën voor bedelaars, landlopers en vondelingen, zoals Veenhuizen en Ommerschans. Deze instellingen functioneerden in de praktijk als gevangenissen. Bewoners stonden onder streng toezicht, en leefden vaak onder sobere omstandigheden.
In een andere post op onze site hebben we al aandacht besteed aan het verhaal van de vondelinge Vondelina van de Bilt. In 1822 werd ze echter ongehuwd moeder van een zoon, Willem, waardoor ze opnieuw afhankelijk werd van gemeentelijke steun. In brieven uit 1823 en 1824 vroeg het gemeentebestuur van De Bilt daarom toestemming om Willem naar Veenhuizen te sturen zodra hij oud genoeg was. Uit het bevolkingsregister van Veenhuizen blijkt dat Willem op 14 oktober 1830 vanuit De Bilt werd opgenomen. Helaas overleed hij op 21 januari 1831, vermoedelijk in het weeshuis aldaar.
Gevangenis
In 1859 dreigde de Maatschappij failliet te gaan. De staat nam daarom de dwangkoloniën over, die in 1869 werden omgevormd tot gevangenissen. Toch bleef de Maatschappij van Weldadigheid bestaan. Nog altijd ontwikkelt ze nieuwe initiatieven en zet ze zich in voor sociale doelen. In 2021 zijn de Koloniën van Weldadigheid uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed.
Voor De Bilt vormt dit verhaal een fascinerend hoofdstuk in haar sociale geschiedenis. Niet alleen via de actieve deelname van haar bestuurders aan het landelijke initiatief, maar ook via de persoonlijke lotgevallen van inwoners zoals Vondelina en haar zoon. Hun levens verbinden de lokale geschiedenis van De Bilt met een nationaal experiment in armoedebestrijding dat zijn weerklank tot in onze tijd heeft.
DAB
Literatuur:.
Haan-Beerends, L., De Maatschappij van Weldadigheid en De Bilt, in: De Biltse Grift december 2018.
Haan-Beerends, L., Vondelinge Vondelina van de Bilt, in: De Biltse Grift juni 2000
Op deze site: https://www.onlinemuseumdebilt.nl/vondelina-van-de-bilt/