Een 18e eeuwse kerkdienst in de dorpskerk van De Bilt kan er, mutatis mutandis, uitgezien hebben als op deze prent van Eberhard Cornelis Rahms (Rijksmuseum Amsterdam). Niet alle leden van de Biltse dorpskerk waren tevreden over de diensten in de dorpskerk en de preken van dominee Didericus Troulia (predikant tussen 1730 en 1758). Zij hielden er eigen en afwijkende  opvattingen op na.

 

Meer informatie

Zij wilden hun eigen diensten houden. In de kerkenraadsnotulen van maart 1741 valt de lezen dat  de jeugdige V. M. godsdienstoefeningen organiseerde in een particulier huis. Hij trad op als ‘oefenaar’ en hield preken zonder daartoe bevoegd te zijn. Ongewenst, vond men. Een officieuze, illegale dienst was immers schadelijk voor het gezag van de kerk. Want een kerkdienst was het: er werden voor en na de dienst psalmen gezongen; tijdens de dienst werd gecollecteerd. Met de opbrengst daarvan werd koffie gedronken. De kerkenraad kenschetste de actie van de jongeman als een ‘profanatie (heiligschennis) van des Heeren allerheiligste woord’. Men besloot de moeder van de jeugdige ‘oefenaar’ hierover aan te spreken. Ds. Troulia vermaande haar ‘liever haren jongen op den H[eilige]n dag voor haar huisgesin na de predicatie over den gepredikte cattechismus in een goed boek te laten lesen’. De zondag daarop was de vrouw niet in de Biltse dorpskerk te zien. Daarna horen we niets meer over haar en haar zoon.  Daarmee was de onrust in de Biltse kerk echter niet verdwenen.

(In de negentiende eeuw zouden oefenaars een belangrijke rol spelen bij de Afscheiding van 1834 en bij de zogenaamde bevindelijke gereformeerden, orthodoxe gelovigen die sterk de nadruk legden op de persoonlijke beleving van de geloofsleer, vaak in navolging van het Engelse puritanisme en het Duitse piëtisme.)

Negen jaar later, in 1750, werden in het huis van de Biltse koster, na de avondkerkdienst  twintig mensen betrapt op het houden van een besloten kerkdienst. Daarin ging  een ‘oeffenaar’ uit Westbroek voor, zonder permissie van de Biltse kerkenraad. Er werden kerkenraadsleden aangesteld om de zaak uit te zoeken. Wat zij rapporteerden is niet bekend, evenals het mogelijke gevolg van hun rapportage.

Een paar maanden later  vervoegden zich twee gemeenteleden bij ds. Didericus Troulia. Ze vertelden hem dat zij, met een paar anderen, van plan waren om ’s zondags na de kerkdienst bijeen te komen ‘om eenen psalm te zingen, een gebed te doen of over iets goeds of over enig stuk van den godsdienst of over Van de Kemp of enig ander boek’ met elkaar te spreken.

(Ds. Johannes van der Kemp (1664-1718) was een geliefd  schrijver van catechismuspreken. Volgens het Biographisch Woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland uit 1931 kende zijn werk ‘eigenaardige mystieke en piëtistische uitdrukkingen’.)

Troulia gaf de kennelijk bevindelijke gemeenteleden te kennen, dat een aparte kerkdienst alleen met goedkeuring van de kerkenraad kon worden gehouden. Werd die gegeven, dan wilde hij erbij zijn ‘om te luisteren of de zuivere leer verkondigd werd’. Hij voelde weinig voor inwilliging van het verzoek van zijn gemeenteleden. Hun gezinnen zouden immers niet deelnemen aan de door hen gewenste bijeenkomst. Dat kon toch eigenlijk niet, want een vader moest na de kerkdienst met zijn gezin over de preek kunnen spreken ‘tot vermeerdering in kennis en verbetering van zeden’. Hij moest kunnen zeggen: ‘ik en mijn huys wij zullen den Heere dienen’. De beide verzoekers wilden daarna geen nadere inlichtingen over de te houden bijeenkomst geven en weigerden ook naar de kerkenraad te komen om uitleg te geven. Die besloot van actie af te zien en oordeelde dat het beter was, ‘hen niet verder te ontbieden om bij verdere wijgering niet genoodzaakt te worden tot hardere procedures te moeten komen’. Voor de volgende post in deze reeks klik men HIER.

 

AD

 

Bron: Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, inventaris 1087, Hervormde Gemeente De Bilt, 1656-1975. Archief van de kerkenraad. Notulen van de kerkenraad 1 (1735-1813).

 

Een stichtelijk uurtje in de Achterhoek. Hendrik Valkenburg (1826-1896). Museum Catharijneconvent Utrecht.

Spring naar toolbar