Sonja Prins (1912 – 2009) was een dichter van enig belang. Zij publiceerde een tiental dichtbundels. Gedurende twee periodes in haar leven woonde zij in Bilthoven. Afbeelding: Sonja op hoge leeftijd (DAB).

 

Meer informatie

Als heel jong was zij literair actief. Sonja was de dochter van Adriaan Pieter Prins, beter bekend als Apie, die journalist, vertaler en schrijver was. Haar moeder, de advocate Elisa Macdonald, was onderwijsvernieuwer en werkte mee aan het opzetten van het Montessorionderwijs in Nederland.

Na omzwervingen door diverse landen vestigde het gezin zich in Bilthoven, waar Sonja les kreeg van Kees Boeke. Al jong schreef Sonja gedichten. Toen ze zeventien was, ging ze naar Amsterdam, waar zij het literaire tijdschrift Front oprichtte. Vooraanstaande dichters en schrijvers leverden kopij zonder te vermoeden dat de hoofdredacteur een jong meisje was. Het tijdschrift mislukte en verdween na vier nummers, maar Sonja publiceerde in 1933 onder het pseudoniem Wanda Koopman de dichtbundel Proeve in strategie, die goed ontvangen werd.

Zij werd lid van de communistische partij. Na een relatie met een machinist trouwde zij met een stuurman. Deze vertrok om mee te vechten in de Spaanse Burgeroorlog maar kwam gedesillusioneerd terug. Bij hem had zij een dochter en uit een eerdere relatie twee zoons. Het huwelijk werd in 1939 ontbonden.

In 1940 ging zij opnieuw in Bilthoven wonen met haar moeder, die in 1927 gescheiden was. Omdat Sonja de illegale krant van de communistische partij rondbracht, werd zij in 1942 opgepakt en gedeporteerd naar het vrouwenkamp Ravensbrück.

Met twintig andere vrouwen ontsnapte zij in 1944. Terug in Nederland schreef ze over haar ervaringen in het kamp in een roman en vele gedichten. Beelden van het kampleven zouden nog lang in haar gedichten voorkomen.

Nu gaan wij, honderden gevangen vrouwen,

weer een winter in,

zoo vol verdriet, dat overvloeit wanneer men sterft

 en dan geneest.

Na de oorlog ging zij in Amsterdam wonen, waar zij de secretaresse werd van Paul de Groot, de leider van de Communistische Partij Nederland. Twijfel sloeg toe toen ze hoorde over de onderdrukking door Stalin en het bestaan van kampen in Siberië. De Russische inval in Hongarije in 1956 gaf de doorslag en zij maakte zich los van de partij.

Onrecht, onderdrukking en slavernij bleven echter een rol spelen in haar gedichten en in beschouwingen in literaire tijdschriften. Ze was geen onbekende in literaire kringen. Haar vriend Lucebert, die gedichten aan haar opdroeg, schreef over een gemeenschappelijke reis: Zelfs Sonja Prins wordt dronken en die kan wat aan.

In de jaren zestig trok Sonja zich terug in een huisje in de bossen van Baarle-Nassau, De Boshut. Met een vriendin richtte zij uitgevrij SOMA op, die gedichten  publiceerde. Tot op hoge leeftijd bleef zij schrijven.

Sonja Prins overleed 96 jaar oud op 15 januari 2009 in een ziekenhuis in Breda. Zij was een originele en productieve dichter. Men rekende haar bij de Vijftigers, maar ze nam daarvan afstand en benadrukte haar zelfstandigheid.

DAB

 

Literatuur:

Nicolasen, L., Prins, Sonja, in: Digitaal Vrouwenlexicon van het Huygens Instituut.

Boere, M., Sonja Prins, in: Atria, Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.

Gedichten te vinden in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren