De armen van Westbroek werden in de negentiende en tot diep in de twintigste eeuw doorgaans door de kerk bedeeld. Ook ten tijde van de Eerste Wereldoorlog ondersteunde de ambachtsvrouwe van Westbroek de kerkelijke bedeling en financierde die voor een aanzienlijk deel. (Albert Anker, de Uitdeling van soep aan de armen, 1893. Museum of fine arts, Bern.)

Meer informatie

De Wet op het Armbestuur van 1854 regelde dat de meeste armenzorg bij de kerken berustte, Gemeenten hadden slechts een aanvullende rol. In 1870 werd vastgelegd dat de kerk in de plaats waar de aanvrager woonde, verantwoordelijk was voor diens financiële ondersteuning.  In 1912 werd vastgelegd, dat naaste familieleden verplicht waren elkaar bij te staan. Ouders moesten kinderen en kinderen moesten ouders helpen.

Hieronder ziet men een brief uit 1918 van de Westbroekse kerk aan ambachtsvrouwe   baronesse J.W. van Tuyll-van Serooskerken-Schimmelpenninck. Het is een onderdanig schrijven dat de verhoudingen goed illustreert. (Utracht Archief, toegang 76  huis Zuilen, nr. 106.)

AD