In februari 1795 werd volgens de Utrechtsche Courant van 4 maart 1795 een serieus begin gemaakt met de emancipatie van de plattelandsbevolking van dat dorp. Voor Eyckenstein werd een vrijheidsboom geplaatst en de Nieuwe Tijd aangekondigd. [Vrijheidsboom op 26 januari in Rotterdam geplant. Rijksmuseum Amsterdam.]
We lezen: ‘Maartensdijk, den 27. Februari. Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. Het kan den beminnaars der Vryheid niet onverschillig zyn te verneemen, dat ten plattelande ook onder den vreedzamen landbouwer de beginzelen dier edele zaak beginnen door te breeken. De in- en opgezeten van dit dorp, gelegen onder den gerechte van Oostveen, konden niet onverschillig aanzien, dat in andere omliggende plaatzen de Vryheidsboom statelyk [plechtig] pronkte, terwyl zylieden tot nog [toe] het genoeglyk aanschouwen dier boom in hunne plaats misten. Daarom vervoegden zy zig by den burger A.H. Eyck, ten einde van deszelfs buitenplaats een geschikten boom te verkrygen, welk verzoek gereedelyk ingewilligd zynde, zy des nademiddags ten twee uur byeenkwamen op de plaatse Eykesteyn (zynde mede van de naa de rampzalige Revolutie in 1787 verbeurd verklaarde goederen van den burger A.H. Eyck, dog nu door de gelukkige omwending wederom in possessie van den alleenwettigen eigenaar wedergekeerd). Wanneer zy [waarna zij na] den boom met de vryheidsteekenen vercierd hebbende zig op de volgende eenvoudige ordre op weg begaven.
Vooraf ging een bejaard man, dragende een bord, waarop geschilderd stonden de woorden Vryheid, Gelykheid, Broederschap, waaragter eenige van den Gerechte en andere ingezeetenen volgden, alstoen de boom in staatsie gedragen wordende door eenige jonge lieden. Rondom en agter den Vryheidsboom gingen de predikant, schout en secretaris der plaats, benevens eenige inwoners der omliggende dorpen en der stad Utrecht, en een aantal oude en jonge lieden. De boom onder een gepaste vrolykheid ontrent in het midden van het dorp gebracht zynde, wierd dezelve statelyk [plechtig] geplant, wanneer [waarop] de burger M.J. Eyck de vergaderde meenigte de volgende aanspraak deed’.
A.H. Eyck en diens zoon Maurits brachten bij monde van junior hun tijdens hun ballingschap in Frankrijk opgedane kennis over aan de dorpsbevolking. Vrijheid prima, was hun boodschap, maar met behoud van standsverschil en zeker niet met een nivellerende verdeling van stoffelijke goederen! Hierna volgen een paar zinnen uit Maurits’ rede:
‘Weet gy wat het woord vryheid beduid? – De verklaaring van de rechten van de mensch en den burger [legt dat uit]. – Het is dat vermogen ’t welk den mensch heeft om alles te doen, dat de rechten van eenen anderen niet benadeeld. Deszelfs beginsel is de natuur – deszelfs regel is de rechtvaardigheid – deszelfs bescherming is de wet – deszelfs zedelijke [morele] grenzen zyn bepaald by deeze leer’. […] En [wy] zyn even gelyk deeze waereld ingetreden, wy allen zullen dezelve even gelyk verlaaten! […] [Maar] Gelykheid bestaat niet, zoo als men misschien ulieden heeft ofte zoude zoeken diets te maaken, in gelykheid van standen, gelykheid van middelen – neen! – zulks is onmogelyk, want zulks heef den Oppersten Bestierder niet gewild – neen!’
Gelijkheid was volgens Eyck junior gelijkheid voor de wet, vast te stellen bij ‘algemeenen wil’, door het volk. Broederschap hield in respect van hoog voor laag en omgekeerd. De nieuwe orde bracht afschaffing van straf voor het doden van voor de oogst schadelijk wild, bracht openheid van bestuur zodat de inwoners wisten waaraan hun geld werd besteed en vrije verkiezing voor het dorpsbestuur van ‘de bekwaamste en eerlykste’ personen.
Voor meer informatie over het verblijf van de Eycks in Frankrijk klik met HIER. Voor meer over Maurits Jacob Eyck klik men HIER.
AD