Gereformeerde predikanten hadden in tijd van de Republiek niet alleen grote godsdienstige maar ook belangrijke maatschappelijke invloed en betekenis. Ook in De Bilt. Deze post is de inleiding op een reeks over kerkelijk leven in de 17e en 18e eeuw in de kernen van De Bilt. (De ‘leeraar’ of predikant. Jan Luyken, 1694. Rijksmuseum Amsterdam.)

 

Meer informatie

De 16de eeuwse kerkhervorming – vooral door Calvijn geïnspireerd – drong voor eeuwen de katholieke kerk in Nederland naar de achtergrond. In de 17e en 18e eeuw had de gereformeerde kerk in Nederland een monopolie op de publieke uitoefening van godsdienst. In het openbaar erediensten houden was voorbehouden aan deze  zo geheten ‘publieke kerk’.  Daar werd de ‘ware christelijke gereformeerde religie’ gepreekt. Waarom die naam? De befaamde historicus A. Th. van Deursen schrijft in zijn standaardwerk ‘Bavianen en Slijkgeuzen‘:

 

wie vertrouwd is met de vroege zeventiende-eeuwers, weet dat ze weinig spreken van de hervormde of de gereformeerde kerk, maar veel van de christelijke gereformeerde religie. Geen toeval zeker; men wilde de binnenslands bestaande kerkelijke organisatie niet zien als een besloten nationaal instituut, als een op zich zelf staande grootheid, maar als de lokale verschijningsvorm van een veel groter geheel. De reformatie vestigen, dat was niet de oprichting van een nieuw bijzonder kerkgenootschap, maar de aanvaarding van iets dat elders al bestond, namelijk de christelijke religie in de gedaante die zij met de reformatie had aangenomen.’

 

Alleen religieuze groepen die ‘tot een andere natie’ behoorden mochten openlijk kerkdiensten houden, Het ging dan om lutheranen (meestal Duitse immigranten) en de joden. Ook in De Bilt, Westbroek en Maartensdijk was de gereformeerde dorpskerk de enige die naar buiten mocht treden.

Een staatskerk was de gereformeerde niet, maar maatschappelijk en politiek was ze wel de belangrijkste. Protestantse dissenters en katholieken waren vanaf de zestiende eeuw in toenemende mate uitgesloten van het vervullen  van betrekkingen en functies bij overheid. Intussen werden zij  wel getolereerd en was er  wel vrijheid van geweten en afwezigheid van godsdienstvervolging.

De overheid verbond zich aan de christelijk gereformeerde religie’, schrijft Van Deursen, ’en erkent de hervormde kerk als de nationale manifestatie van die godsdienst.’ De staat ondersteunde de gereformeerde kerk ook financieel. Toch werd formeel door de meeste predikanten vastgehouden aan de formele scheiding van kerk en staat. De predikanten steunden intussen, zeker na de synode van Dordrecht in 1618-1619,  doorgaans het wettig gezag, dat nogal eens uitgeoefend werd door niet veelal zo streng gelovige regenten.  Die steun was er echter niet altijd. Terwijl het Oranjehuis meestal  de steun van de gereformeerde dominees genoot, werden  libertijnse leden van de regentenstand nogal eens kritisch benaderd. Hoe het zij, de gereformeerde kerk leverde het moreel kompas voor de samenleving. Dit alles maakte predikanten, de herders van hun gelovige kudde,  tot personen van gewicht.

Wat in de plaatselijke kerkenraden besproken werd, had soms grote maatschappelijke betekenis en gevolgen voor het individu. Dat was ook al zo, omdat de kerk een groot deel van huidige overheidstaken zoals armenzorg,  uitvoerde.

Aan het eind van de achttiende eeuw veranderde de hiervoor beschreven situatie. De publieke kerk van de Republiek was weliswaar geen machtige of rijke instelling geweest, maar was als instelling politiek, sociaal en moreel van groot belang. Kerk en staat werden in 1795  ook formeel gescheiden en andere religieuze richtingen konden in de openbaarheid treden. De invloed van  de Gereformeerde of Hervormde Kerk werd daarna in de loop de negentiende eeuw geleidelijk aan minder hoewel de Hervormde Kerk nog lang toonaangevend bleef.

Om meer te lezen over het godsdienstig leven in de kernen van de gemeente  klik aan.  De Biltse gereformeerden in de 18e eeuw 2: armoede en straf.

 

AD

Enige literatuur: Gerrit Groenhuis, De predikanten. De sociale positie van de gereformeerde predikanten in de Republiek der Verenigde Nederlanden voor ± 1700 (Groningen 1977);

Peter van Rooden, Religieuze regimes. Over godsdienst en maatschappij in Nederland, 1570-1990 (Amsterdam 1996); A. Th. Van Deursen, Bavianen en Slijkgeuzen. Kerk en Kerkvolk ten tijde  van Maurits en Oldenbarnevelt (3e druk, Franeker 1998).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spring naar toolbar