‘Hoe zat het nu precies met de noordelijke grens van het Sticht Utrecht?’ Op 8 juli 1719 zette de jurist Johan van de Water de stukken die dit duidelijk moesten maken op een rijtje, want ingewikkeld en omstreden was het. [Een kaart uit 1723, met de grenslijn vanaf de Leeuwenpaal en vanaf de ‘hoek bij de drie steenen’ naar Loosdrecht. Nationaal Archief, coll. Hingman, 4.VTH 2529.]

 

Meer informatie

De jurist mr. Johan van de Water (1688-1761) was griffier van het Hof van Utrecht. Hij stelde het Groot Placaatboek van Utrecht samen. Dat hij in het eerste deel daarvan ruim aandacht besteedde aan de beruchte grenskwestie over de grenzen van het Sticht Utrecht was niet vreemd. In 1719 waren de grenzen van Utrecht en het Gooi ‘vanwege d’onseeckerheyd en ‘t verval van eenige kenteekenen de limietscheydinge’ weer eens voorwerp van onenigheid tussen Holland en Utrecht, twee aparte staatjes in de Republiek Nederland. Het ging over het verloop van hun grenzen en over ‘’t gebruyk en genot van seekere hey- en veenvelden’. Wie mocht waar turf delven? Een zaak die al vier eeuwen sleepte.

Van de Water wijdde een apart deel van zijn boek aan de ‘limietscheyding’,  als onderdeel van het hoofdstuk ‘Van den Staat en Souveraineteyt ’s lands van Utrecht’. Hij ging daarbij terug tot de jaren 1351 en 1356 . Toen werd  er onenigheid tussen Holland en de Utrechtse bisschop over de gewestelijke grenzen bijgelegd. Bisschop Jan van Arkel kon nu  burgemeester Leo Volcardi van Eemnes opdracht geven om een paal te plaatsen in het noorden van Eemnes en van daaruit een grenslijn uit te zetten die uitkwam bij de Domtoren in Utrecht. De houten paal werd Leeuwenpaal genoemd en werd gesteld ‘in het diep van de zee’, zo ver als men nog kon lopen zonder te verdrinken. Gebied ten oosten van de lijn was Stichts, dat ten westen Hollands. Tegenwoordig maakt deze locatie deel uit van het vasteland. De paal is te zien op een zestiende-eeuwse kaart als men  HIER klikt en kijkt naar de onderste windroos aan de linkerzijde van de getoonde kaart. Overigens werd van deze lijn in praktijk afgeweken, door de Eemnesser Noord- en Zuidpolders te Veen, die ten westen van deze lijn lagen, aan Utrecht te geven. Voor meer over de Hollands-Utrechtse grenspalen klik men HIER.

De twist laaide weer op omstreeks 1471-1472, toen de Hollandse landsheer Karel de Stoute en zijn verwant bisschop David van Utrecht het over hun grenzen aan de stok kregen.  Inmiddels was in Westbroek en Oostveen land ontgonnen. In het voorstel van 1471-1472  werd de grens vanaf de Leeuwenpaal doorgetrokken tot het huidige Drakenstein – Warnaers hoeve – en vandaar afwijkend van de rechte lijn naar de Utrechtse Dom via de Loosdrechtse Weersloot naar de Vecht. Dat laatste water loopt langs de zuidkant van de Loosdrechtse plassen, parallel aan de Bethunepolder en komt uit bij de Weerdsluis van de Vecht.  (Voor de post daarover en een relevante kaart klik men HIER.) Er kwam echter geen rust, want in 1525 laaiden de twisten weer op. Voor het vervolg van het verhaal over de Stichts-Hollandse grenstwisten klikke men HIER.

AD

 

Bron en litteratuur.

Bron: J. van de Water,Het groot placaatboek der HH: staten ’s lands van Utrecht, mitsg. van de HH. burgem. en vroedschap der stad Utrecht tot den jare 1728. 3 dln., deel I (Utrecht 1729).

Voor wie meer wil lezen: klik HIER.

De inleidende tekst van Van de Waters verzameling stukken over de grenzen van het Gooi en Utrecht in zijn Groot Placaatboek.