Het eerste, gestencilde ondergrondse blad  in Nederland, Bulletin, kwam vanaf 14 juni 1940 tot augustus 1941 regelmatig uit. Het werd geproduceerd bij het huis Aanlegsteeg 4 te Maartensdijk, achter Rustenhoven. Daar waren de makers, de broers Lodie en Klaas Voûte en Lodie’s echtgenote ondergedoken. [Foto Anne Doedens].

 

Meer informatie

De broers en Lodie’s echtgenote, Adriana Geertruida Voûte-Esser, gebruikten het ‘appelhuis’ op het terrein van Rustenhove als geheime schuilplaats. De voorzichtige berichtgeving van de legale pers in de eerste weken van de bezetting ergerde hen zeer. Daarom besloten ze elke maand met een stencilmachine een blaadje uit te geven waarin zij berichten zouden opnemen die de legale pers niet mocht publiceren. Lodie  [Jan Lodewijk] Voûte (1904-1962] was, tot hij onderdook, onderdirecteur van een kunstmestfabriek in Utrecht. In het door hem en zijn broer geschreven Bulletin stonden  veelvuldige principiële  waarschuwingen tegen de bezetter. Het eerste nummer – aangeduid als nr. 3 – van 14 juni 1940 begon met  een artikel. ‘Haat deze vijand met alle kracht van uw hart’. Hierna volgde:

veracht zijn brutale misdadigersgeest, wacht u voor zijn gluiperig gekweel in onze eenmaal vrije pers en radio waarin hij thans probeert u te beliegen en te bedriegen. Kijk in de verdierlijkte facies van zijn handlangers waarin u niets vindt dan de geest van het Boze, van het geweld en van de moordenaar en plunderaar. Wee de landverraders die deze horden hielpen binnenkomen. De dag der vergelding komt. Wee de kleurlozen die zich niet van uur tot uur blijven weren tegen de overweldiger … Eenmaal komt de dag dat Nederland weer vrij zal zijn. Blijf trouw!’

Deze eerste keer werden twaalfhonderd exemplaren gestencild, een toen zeer groot aantal. Bulletin werd in de maanden die volgden steeds feller. In oktober 1940 schreef het blad over de wenselijke oprichting van verzetsgroepen, ‘opdat – als de Duitse mislukking tegenover Engeland aanhoudt – gij groepsgewijs in staat zijt, mede te helpen bij de bevrijding van ons land.’

In het blad viel na de door de bezetter neergeslagen Februaristaking van februari 1941 te lezen: ‘Beidt uw tijd, doch als ge voelt, dat het moment daar is, val hem dan in de rug aan, zoals hij het met ons op 10 mei [bij de Duitse inval] met zijn NSB heeft gedaan. Slaat toe en slaat hard. Vernietigt zijn transporten communicatiemogelijkheden, steelt zijn wapens, doodt hem. en zijn helpers, de NSB-verraders!.’

In Bulletin werd zelden negatief geschreven over de Nederlandse overheid. Ook de in juni 1940 opgerichte Nederlandse Unie die met de Duitsers wilde samenwerken bleef lang buiten schot.

De Voûte’s hadden veel moeite hun blad regelmatig te laten verschijnen. Soms ging hun schrijfmachine kapot, een andere keer hun stencilapparaat. Als ze papier wilden kopen moesten ze daarbij voorzichtig zijn, want een ‘foute man’ kon op een gegeven moment zomaar de conclusie daaruit trekken, dat de aankoop voor een illegaal doel werd gebruikt of kon de vraag stellen: ‘Ha, waarom heeft die man stencilpapier nodig, waarom heeft die man een stuk onderdeel nodig, waarom heeft hij ineens tweeduizend postzegels nodig?’

Het blad zou tot 14 augustus 1941 blijven verschijnen, doorgaans in een oplage van meer dan duizend exemplaren. De broers verspreidden die door die  bij de postkantoren van de grote stations – Hilversum, Amsterdam, in Amersfoort, Zwolle of Groningen – in de bus te doen. Het blad werd ook naar de Nederlandse overheid gestuurd, de secretarissen-generaal, de procureurs-generaal en veel burgemeesters. Intussen kregen ook de Duitsers exemplaren van Bulletin toegezonden.  De Duitse Generalcommissar Schmidt merkte bij de ontvangst van het echte nummer 3 van Bulletin op, dat het broodnodig was  dat de ‘Sicherheits polizei […] wenn es nur irgendwie möglich ist’, de samenstellers en verspreiders van dit eerste verzetsblad zou moeten arresteren. Dat is nooit gelukt. Hoe serieus de Duitsers het blad namen blijkt duidelijk uit het volgende citaat uit het overzicht De ondergrondse pers 1940 – 1945:

‘dat ook de bezetter het belangrijk vond, blijkt uit het feit dat het vertaald werd opgenomen in de Meldungen aus den Niederlanden (no. 29 d.d. 21 januari 1941). De uitgave werd gestaakt toen het doel: te trachten mede te helpen het Nederlandse volk bewust te maken dat het leven onder een bezetting ondraaglijk was, bereikt werd geacht en tevens omdat inmiddels een aantal hetzelfde doel beogende illegale bladen was verschenen.’

Lodie Voûte probeerde tot driemaal toe tevergeefs als Engelandvaarder naar Engeland over te steken. Bij de derde poging, in september 1941, werd hij gearresteerd en naar een Duitse strafgevangenis gebracht. Hetzelfde lot trof ook Lodie’s broer Klaas. Hieronder treft men een brief van Lodie Voûte die hij schreef vanuit de gevangenis aan de verzetsman Jan Fentener van Vlissingen. Na de oorlog werkte Lodie als diplomaat en van 1960 tot zijn dood in 1962 was hij Nederlands ambassadeur in Chili. Het pand Aanlegsteeg 4 waar hij onderdook was bezit van het Frederik Johannes Lugt die een grote kunstcollectie bezat. Het pand en de kunstcollectie werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers geconfisqueerd. Meer over het pand en zijn bewoners kan men lezen door HIER te klikken. Een foto van Lodie Voûte kan men zien door HIER te klikken.

AD

Bronnen: Online Museum De Bilt/ L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel IV (mei ’40 – maart ’41). Alle edities van het Bulletin werden door bij gelegenheid van de  honderdste geboortedag van zus Hetty Voute (zelf actief in het verzet, onder andere bij het onderbrengen van Joodse kinderen) samengebracht in het boek  Bulletin 14 juni 1940-14 augustus 1941 onder redactie Chris Dutilh, Nicole Mosch en Pau Groenendijk (Ruparo 2018). Zie verder: Lydia E. Winkel, herzien door drs. Hans de Vries, De ondergrondse pers 1940 – 1945 (Den Haag 1954).

Afbeelding van een pagina van het eerste nummer van Bulletin – Delpher.]

 

Brief van Lodie Voûte aan Jan Fentener van Vlissingen uit 1941. [Oorlogsbronnen, Utrechts Archief.]